28 mei 2014 – Ik merk vaak de laatste tijd bij haar dat ze soms dingen vergeet, belangrijke dingen. Toch komt ze soms nog heel kwiek over. Is het een beginnende Alzheimer, of gewoon de vergeetachtigheid die gepaard gaat met de ouderdom? Ik betrap mij er soms op dat ik kribbig reageer als zij niet meteen begrijpt wat ik bedoel. Maar als ik in haar lieve onthutste gezicht kijk, branden achter mijn ogen bittere tranen van spijt en krimpt mijn maag ineen van weemoed over hoe zij ooit was.
Mijn schoonvader was leuk dement. Als hij naar het ziekenhuis moest, duwde ik hem in zijn rolstoel door de gangen. ‘Harder, harder,’ riep hij dan. Het kon hem niet hard genoeg gaan. En als we moesten afremmen omdat er weer zo’n verpleegster in de weg liep, kneep hij bij het passeren stevig in haar billen, en riep hij uit: ‘Zo die mogen er wezen!’ Ik rolde dan over de grond van het lachen. Hoe harder ze schrok en hoe harder de gil, hoe meer lol we hadden.
Hij moest naar de oogarts en dat bleek een mooie jonge dame, nou daar was pa niet vies van, van mooie dames. Hij moest achter een kijktoestel gaan zitten en erdoorheen kijken, zij nam plaats aan de andere kant en keek er ook doorheen. Toen zei ze: ‘U mag zeggen wat u ziet.’ Pa keek, en keek, begon speels te hinniken, een hinnik die ik maar al te goed kende, en zei: ‘Tietjes, ik zie kleine tietjes.’ De meisjesachtige oogarts keek mij enigszins hulpeloos aan. Hoewel ik bijna niet meer bijkwam, zei ik: ‘Gaat u maar gewoon door, zo doet hij altijd. Als u er geen aandacht aan schenkt is het zo over.’
‘Ah,’ zei de mooie oogarts. ‘Nu moet u even heel stil blijven zitten dan blaas ik wat in uw oog, niet schrikken en het oog openhouden.’ Ze tuurde weer door het toestel en kneep even in een blaasballetje dat met een slangetje vastzat aan het toestel. Pa kneep natuurlijk onder luid protest meteen zijn oog dicht. Ze probeerde het nog een paar keer, maar pa verdomde het om mee te werken. Ondertussen deed ik het zowat in mijn broek.
Uiteindelijk gaf ze het maar op en zei: ‘Nou kijkt u dan maar even op de muur. Wat ziet u daar?’ Er stond een mensgrote, moddervette drie op de muur geprojecteerd, die je zelfs al was je stekeblind niet kon missen. ‘Nou wat ziet u?’ vroeg de oogarts weer. ‘Ik zie,’ en hij tuurde nog eens goed door het toestel, ‘ik zie-ie-ie… een KINDERHOOFDJE!’ riep hij triomfantelijk uit. Wij lachen natuurlijk. Pa vond dat hij genoeg gekweld was. ‘Je bent een echte lieverd, maar je manieren deugen niet,’ zei hij en zwaaide vermanend met zijn vinger. ‘Maar je hebt wel een lekker kort rokje aan,’ liet hij er met een gulzige grijns op volgen. ‘Alleen wel dunne knietjes trouwens.’ Hij staarde er ontzet naar alsof hij nog nooit zulke dunne knietjes had gezien. De oogarts bloosde en werd er een beetje verlegen van. Ze trok wanhopig aan het rokje om het langer te krijgen, maar het bleef onbarmhartig halverwege haar dijen hangen. Dat vond ik nou wel weer wat hebben.
‘Pa, ik neem je weer mee,’ zei ik resoluut. Toen ik de rolstoel richting de deur reed, die de mooie oogarts voor ons openhield, pakte pa haar hand met beide handen beet. ‘Dag lieve kind, je bent een lieverd, hoor.’ Ik keek haar verontschuldigend glimlachend aan. Zonder woorden begrepen we elkaar. Op de gang riep ik. ‘Daar gaat ie, pa. Racen!’
‘Jaaaa! Racen, jongen!’
Tijdens onze rolstoelrace riep pa keihard door de gangen: ‘Leuk gezichtje, kleine knietjes, kleine tietjes!’ Dat bleef hij maar herhalen tot we bij de auto waren. ‘Leuk gezichtje, kleine…’
Mijn schoonvader is 91 geworden. Hij was neerlandicus en dichter. Ik mis hem elke dag. Wat had ik nog graag met hem over taal gesproken. Daar raakte hij nooit over uitgepraat. Zo dement als hij was, van taal wist hij alles nog. Hij leed niet onder zijn dementie. Ik zag hem als mijn makker.
Bij haar ligt het anders, bij haar heb ik er moeite mee en doet het pijn als zij zo kwiek als ze is mij gekweld aankijkt als ik zeg: ‘Weet je dat dan niet meer?’ Dat raakt me diep. Wie anders dan zij nog weet van mijn jeugd. Zo’n onttakeling gun ik haar niet, laat haar voor haar geest sterft in waardigheid heengaan. Dat is mijn diepste wens. Zij is verantwoordelijk voor die ik nu ben. Door haar ben ik niet totaal op drift geraakt. Zij stond altijd klaar met een reddingsboei. Nu neem ik hem van haar over om haar niet te laten verdrinken in een zee van hersenschimmen.